Franse windparken op zee kampen met tegenwind

| 3 februari 2017

Waar een paar jaar geleden de kranten en vakbladen nog volstonden met berichten over de ambitieuze plannen van de Franse overheid voor grote windparken voor de Franse kust, de calls, de selectieprocedures en bijbehorende uitslagen, is het momenteel al weer een hele tijd stil in het Franse wind-op-zeeland.

Hoe staat het met de plannen, de consortia en de voortgang van de dossiers? Sinds 2012 werden er in totaal aan vier consortia zes locaties voor windparken op zee toegekend voor de Franse westkust:

  1. EDF EN (Energies Nouvelles), Enbridge, WPD
  2. Engie, EDPR (Energias de Portugal Renewables), CDC (Caisse des Dépôts et Consignations)
  3. Iberdrola, RES, CDC
  4. EDF EN, Enbridge
  5. De geplande Franse windparken op zee

De locaties bevinden zich in het gebied tussen Noirmoutier in de Vendée en Dieppe-Le Tréport meer noordelijk in de Seine-Maritime. De uiteindelijk beoogde doelstelling is 6.000 MW op zee.

Aan het consortium EF EN, met het Canadese Enbridge en WPD zijn de parken bij Fécamp en Courseulles sur Mer toegewezen, het andere EDF EN-consortium met Enbridge heeft de lokatie bij Saint Nazaire toegekend gekregen. De geplande EDF EN-parken zijn goed voor 1.500 MW opgesteld vermogen.

Het tweede consortium, Engie, EDPR en CDC gaat de parken bij Dieppe-Le Tréport en Nooirmoutier/Ile d’Yeu bouwen, goed voor 1.000 MW opgesteld vermogen. Het Iberdrola-consortium ‘Ailes Marines’ met daarin RES en de CDC heeft de lokatie bij Saint Brieuc toegekend gekregen.

In feite zijn na vijf jaar alle projecten nog volop in de fase van inspraak- en bezwaarprocedures, impactenquêtes, overleg met verenigingen van protesterende burgers, vissers, zeilers, recreanten en andere toerismeprofessionals. Er is veel geld en tijd gestoken in overleg en debatten met de lokale bevolking en lagere overheden. Dit is in de meeste gevallen een succes voor wat betreft de lagere overheden, gemeenten, departementen en regio’s, die de evidente voordelen voor de lokale economie inzien.

Maar de protestverenigingen, hoewel ze soms geen grote groep burgers vertegenwoordigen, kunnen zeer vasthoudend en sterk zijn. De ‘Fédération Environnementale durable’ bijvoorbeeld vertegenwoordigt maar liefst 170 anti-windenergie-organisaties.

Maar Raphaël Tilot, directeur wind-op-zeeprojecten bij Engie geeft aan dat tegelijkertijd de jonge generatie veelal positief staat tegenover windenergie op zee. Engie hoopt in juni zijn aanvragen voor de exploitatievergunningen voor de twee zones te deponeren. Parallel blijft Engie iedere maand een publieksbijeenkomst organiseren rond een specifiek thema, waar alle betrokkenen zich kunnen uitspreken.

Wat EDF EN betreft, die had gepland zijn eerste turbines in 2020 te hebben draaien, maar dat heeft het nationale energiebedrijf nu al moeten uitstellen naar 2021-2022. Vincent Balès, Directeur van WPD France, kijkt jaloers naar Nederland waar het heel anders toegaat: alle administratieve procedures worden afgerond voordat het resultaat van een call bekend wordt gemaakt. Waardoor de geselecteerde exploitant meteen aan de slag kan.

De protesten betreffen enerzijds het ecologie- en natuuraspect. Zo wordt in de baai van Saint Brieuc veertig procent van de Franse Sint Jacobsschelpen gevist, goed voor 450 banen in de regio. Men is huiverig voor de 20 ton aluminium die iedere turbine bevat, en de invloed daarvan op de visserij.

Anderzijds hebben de bezwaren een economische achtergrond. Wat gaat die stroom kosten aan het eind van de rit? Men spreekt van 220 euro per MWuur. Dat is vier keer zoveel gemiddeld als andere energiebronnen (waarbij men waarschijnlijk vergelijkt met de goedkope Franse kernenergie). Zijn deze miljoeneninvesteringen dat werkelijk waard, zo vragen de protestverenigingen zich af.

Een andere twijfel betreft de vraag of dit Frankrijk echt een nieuwe, eigen industriesector gaat opleveren. Gezien de hoeveelheid  buitenlandse bedrijven in de consortia, twijfelt men daar steeds meer aan.
Verschuivingen in de industriële consortia

Want parallel aan deze procedures vinden er ook andere bewegingen plaats. De bedrijven die oorspronkelijk deel uitmaakten van de geselecteerde consortia zijn, door fusies en overnames,  lang niet altijd meer dezelfde.

Twee degelijke Franse industriële bedrijven zouden de turbines gaan bouwen, Alstom en Areva. Goed nieuws voor de Franse economie en werkgelegenheid. Maar het pakte anders uit.

Alstom verkocht in 2015 zijn energiebranche aan General Electric (GE). GE heeft daarbij wel alle toezeggingen van Alstom overgenomen, zoals de bouw van een fabriek in Saint Nazaire waar nu al  150 mensen werken.

Areva richtte een paar jaar geleden een Joint Venture op met het Spaanse Gamesa, Adwen genaamd, voor het gezamenlijk ontwikkelen van de turbinebouwactiviteiten. Maar Areva, raakte in de problemen en stootte deze ‘nevenactiviteit’ af om zich uitsluitend op het nucleaire terrein te concentreren. Areva verkocht dus zijn aandeel in Adwen aan Gamesa. Datzelfde Gamesa wordt overgenomen door Siemens, mits de Europese Commissie groen licht geeft. Areva had toegezegd fabrieken te zullen bouwen in Cherbourg, le Havre of Saint Nazaire. Maar daar is nu grote onzekerheid over ontstaan.

De JV Adwen had in juni 2016 aangekondigd te starten met het testen van de 8 MW turbines, hetgeen gebeurde bij het Dynamic Nacelle Testing Laboratory (DyNaLab), een laboratorium van het  Fraunhofer windenergie instituut (IWES) in Bremerhaven. Adwen zou 186 van deze reuzeturbines gaan leveren.

Zoals tegenstanders van de offshore windactiviteiten graag benadrukken, is het beloofde  ‘Made in France’-aspect van de toekomstige windparken, dus behoorlijk in het water gevallen.

6.000 MW in 2020

In 2009 besloot Frankrijk om 6.000 MW aan offshore windparken te bouwen die in 2020 klaar moesten zijn.  Daar is het land nog ver vandaan. Ségolène Royal, Minister van Ecologie, Duurzame Ontwikkeling en Energie, kondigde onlangs aan dat er een volgende call aankomt bij het Ile d’Oleron. Maar wat, wanneer en hoe is nog onbekend.

Een industriesector is wel degelijk aan het ontstaan in Frankrijk. De scheepswerven STX bijvoorbeeld bouwen nu al de onderstations voor offshorewindturbines in de Noordzee.
Waar Frankrijk wel al een prominente plaats inneemt is op het gebied van drijvende windturbines op zee. Het land is een mondiaal expertisecentrum  voor mariene energie. Verschillende Franse spelers zijn pionier op dat gebied.


Kansen?

Voor Nederlandse ondernemers lijken er dus nog volop kansen te zijn om mee te surfen met de grote Franse projecten. De Nederlandse Ambassade gaat de komende tijd verschillende evenementen organiseren om hierbij ondersteuning te bieden.

Zo is er op 22 en 23 maart 2017 een Hollandpaviljoen op de Seanergybeurs in  Le Havre, een unieke kans voor de maritieme sector. Hier organiseert ook het  Enterprise Europe Network (EEN) een matchmaking event. Dat biedt ondernemers en onderzoekinstanties de ideale gelegenheid om potentiële internationale zakenpartners te vinden. Er zullen er sessies van 1-op-1 gesprekken van 30 minuten plaatsvinden.

Tags: , , , , , , , , , , , , , , , , , ,

Category: Drijvende windenergie, Wereldwijd

Reacties zijn gesloten.