Tegenslag voor plan van drie windturbines op bedrijventerrein Lorentz in Harderwijk
De gemeente Harderwijk zag vandaag zijn plannen voor drie windturbines op het bedrijventerrein Lorentz voorlopig in rook opgaan. In een uitspraak vernietigde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit van de gemeenteraad van van 1 oktober 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan “Lorentz – Partiële herziening windmolens”.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van drie windturbines mogelijk op het bedrijventerrein Lorentz in Harderwijk. De turbines moeten ongeveer 12 MW aan vermogen leveren en worden maximaal 143 meter hoog. De twee noordelijke windturbines zijn voorzien aan de Lorentzdijk 5 en 25 in Harderwijk, nabij een bouwterrein met nieuw gevestigde industrie. De derde windturbine is geprojecteerd aan de Lorentzstraat 5-01, achter de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Harderwijk. De gemeente Harderwijk ontwikkelt samen met het waterschap het project.
Het college van gedeputeerde staten van Gelderland verleende de benodigde natuurontheffing en natuurvergunning. Het college van burgemeester en wethouders verleende de omgevingsvergunning voor de bouw van de turbines.
Beroep
Verschillende partijen zijn tegen meerdere besluiten in beroep gegaan. Zo kwam de eigenaar van een kantoorpand dat in de directe omgeving van het windpark ligt in beroep, in dit geval gericht tegen het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning. Het bedrijfsgebouw bevindt zich voor een groot deel binnen de gebiedsaanduiding “Veiligheidszone – windturbine” uit het bestemmingsplan van een van de windturbines en moet dus aangewezen worden als kwetsbaar object. De eigenaar vindt dat de veiligheidsaspecten niet voldoende zijn onderzocht.
De Afdeling is van mening dat de gemeenteraad bij het vaststellen van het bestemmingsplan er onterecht vanuit is gegaan dat er een oplossing met de eigenaar zou worden gevonden om het pand niet meer als kwetsbaar object te hoeven definiëren waardoor de betreffende windturbine gebouwd kan worden.
De Afdeling heeft gevraagd of het plan ook doorgang kan hebben zonder de desbetreffende windturbine maar dat zou volgens de raad niet financieel haalbaar zijn. De Afdeling acht het beroep tegen het besluit van 1 oktober 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan gegrond. Dit besluit moet, gelet op de samenhang tussen de drie windturbines, in zijn geheel worden vernietigd. Omdat met de vernietiging van het bestemmingsplan de grondslag aan de omgevingsvergunning komt te vervallen, moet ook het besluit van 15 oktober 2020 voor de omgevingsvergunning worden vernietigd.
Ook de Vogelbeschermingswacht Noord-Veluwe (VBW) en de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) zijn in beroep gegaan. Het beroep is alleen gericht tegen de Wnb (Wet natuurbescherming)-ontheffing en de Wnb-vergunning. VBW en KNNV vrezen voor negatieve effecten als gevolg van de bouw en de exploitatie van de drie windturbines voor beschermde vogelsoorten en voeren in dat verband diverse beroepsgronden aan. De gronden waarop de drie windturbines zijn voorzien, liggen nabij de rand van het Veluwemeer en nabij twee Natura 2000-gebieden. Het gaat om de Natura 2000-gebieden Veluwerandmeren, op een afstand van ongeveer 50 m, en Veluwe, op een afstand van ongeveer 2,5 km.
Een aantal betogen van VBW en KNNV werden ongegrond verklaard. Echter kregen de partijen wel gelijk in hun betoog dat het college van GS op grond van de verrichte onderzoeken ten onrechte heeft geconcludeerd dat de voorziene windturbines afzonderlijk en in combinatie met andere plannen of projecten geen significante gevolgen zullen hebben voor de wespendief. Omdat de wespendief zich in een ongunstige staat van instandhouding bevindt, had volgens hen in de Wnb-vergunning uit voorzorg een stilstandvoorziening moeten worden opgenomen.
Het college van GS heeft op de zitting erkend dat op het moment van de verlening van de Wnb-ontheffing ten onrechte geen cumulatieve effectbeoordeling ten behoeve van specifiek de wespendief heeft plaatsgevonden. Tijdens de beroepsprocedure heeft het college van GS zich op het standpunt gesteld dat zo’n effectbeoordeling alsnog nodig is.
Omdat niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden tot de aanpassing in standpunt heeft geleid, moet de Afdeling oordelen dat de Wnb-vergunning niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De Wnb-vergunning is daarom in strijd met artikel 3:2 Awb verleend. Maar de Afdeling ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van de te vernietigen Wnb-vergunning geheel in stand te laten. De Wnb-vergunning blijft daarom gelden. Lees hier de gehele uitspraak.
Category: Onshore windparken, Windenergie