Ontwikkelingen wind op land tussen 2014 en 2020 in kaart gebracht

| 15 juli 2021

Monitor Wind op Land 2020In het Energieakkoord is een doelstelling van 6.000 MW windenergie op land in 2020 afgesproken. Het was al een paar jaar geleden duidelijk dat deze doelstelling niet behaald zou worden. Uit de Monitor Wind op Land 2020 dat Staatssecretaris Yeşilgöz-Zegerius van EZK gisteren in een kamerbrief  presenteerde aan de Tweede Kamer is deze verwachting bevestigd. In de brief geeft de Staatssecretaris uitleg over de stand van zaken van de doelstelling en de vervolgstappen om de doelstelling uit het Klimaatakkoord te behalen.

In 2020 is er voor 643 MW aan windvermogen op land gerealiseerd. Hiermee kwam het totaal aan gerealiseerd vermogen eind 2020 op 4.177 MW. Dit is ongeveer 70% van de doelstelling. Grote en middelgrote projecten die bijgedragen hebben aan de toegevoegde capaciteit zijn onder andere Windpark Prinses Ariane (Noord-Holland), Windpark N33, Windpark AVRI/Deil (Gelderland) en Windpark Kabeljauwbeek (Noord-Brabant).

De Monitor Wind op Land 2020 is de laatste als onderdeel van het Energieakkoord. Het RVO heeft de grootste ontwikkelingen van wind op land tussen 2014 en 2020 aan de hand van de jaarlijkse Monitoren samengevat. Hieruit blijken de volgende stijgingen:

  • Aandeel windenergie in het totale elektriciteitsverbruik:  van 4,6% naar 8,8%;
  • Totaal aantal windturbines: van 1.954 naar 2.112;
  • Totaal opgesteld vermogen: van 2.479 naar 4.177 ;
  • Rotordiameter: van 94 meter naar 123 meter;
  • Vermogen turbine: van 3 naar 3,8 MW;
  • Tiphoogte turbine: van 144 meter naar 187 meter;
  • Elektriciteitsproductie per turbine: van 8,1 GWh naar 12,9 GWh;
  • Coöperatief opgesteld vermogen aan windenergie: van 71 MW naar 230 MW.

Daarnaast is tussen 2014 en 2020 de kostprijs van windenergie op land juist met 42% gedaald van € 89 naar € 52 per MWh.  Download de volledige infographic hier.

6.665 MW aan opgesteld vermogen verwacht eind 2023

In het Klimaatakkoord waarin een doelstelling is gepresenteerd van 35 TWh aan duurzame elektriciteit tegen 2030, is afgesproken dat de eerder gemaakte afspraken, waaronder die in het Energieakkoord (2013), worden voortgezet zodat in de praktijk een stilstand wordt voorkomen. Op basis van de status van de projecten in de Monitor 2020 is de inschatting dat in de periode 2021-2023 mogelijk nog 2.488 MW wind kan worden gerealiseerd waardoor er eind 2023 6.665 MW opgesteld windvermogen kan zijn. Dit betreft projecten die inmiddels onherroepelijk zijn en een SDE+ beschikking hebben en waarvoor afspraken zijn vastgelegd over netaansluiting. Tegelijkertijd hebben de RES-regio’s op 1 juli de Regionale Energiestrategieën 1.0 opgeleverd, waarin ook nieuwe zoekgebieden voor wind zijn opgenomen.

Het nu operationele vermogen, samen met alle windparken die in voorbereiding zijn, telt op tot 7.860 MW. Daarmee is de extra projectcapaciteit ten opzichte van de vorige monitor met 471 MW toegenomen.

Gevolgen recente uitspraak Raad van State op vergunningsproces

Het is nog onzeker of deze extra projectcapaciteit geheel gerealiseerd zal worden, omdat een deel van de projecten zich nog in het voortraject bevindt. Daarbij zijn de gevolgen van de recentelijke uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 juni 2021 over de milieubeoordeling voor windturbinenormen voor gevolgen heeft voor de voortgang van windenergieprojecten. Doordat het proces om te komen tot vergunningverlening complexer wordt zal deze naar verwachting langer gaan duren. Ook zal de last voor decentrale overheden toenemen, omdat bij vergunningverlening voor windparken niet meer kan worden aangesloten bij de windturbinenormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, aldus de Staatssecretaris.

Knelpunten

Daarnaast spelen overige huidige knelpunten in de realisatie van projecten zoals, zorg om de effecten van windturbines op de gezondheid, last vanwege verlichting op hoge windturbines, en de betrokkenheid van de omgeving ook een rol bij het behalen van de doelstelling uit het  Klimaatakkoord en de uitvoering van de RES’en.

De Staatssecretaris gaat in de kamerbrief hierop in.  Zo wil de Staatssecretaris komend jaar het kernteam ‘Wind op Land’ nadrukkelijker onderdeel laten zijn van de structuur van het Nationaal Programma RES. Op het gebied van gezondheid wordt een Expertisepunt windenergie en gezondheid ingericht en is het RIVM verzocht om aanvullend gezondheidsonderzoek te doen. Het RIVM verkent momenteel hoe dit het beste kan worden vormgegeven. Naar verwachting is deze verkenning eind 2021 beschikbaar en wordt in samenspraak met alle betrokken partijen besloten over de vervolgstappen.

Ook op het gebied van verlichting wordt gekeken naar de mogelijkheden van naderingsdetectie. Hier zou op dit moment nog een juridische basis voor ontbreken. Wel zal op basis van een pilot bij windpark Fryslân hier ervaring mee worden opgedaan. Het gebruik van naderingsdetectiesystemen zal naar verwachting eind 2022/begin 2023 verankerd zijn in de Omgevingswet. Tot dit gerealiseerd is, wordt door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de Inspectie Leefomgeving en Transport bekeken of er in de tussenliggende periode ook in pilotvorm al ervaring met naderingsdetectie met behulp van transponderdetectie opgedaan kan worden. Windpark Krammer heeft zich hiervoor aangemeld.

Om de voortgang van participatie te volgen wordt sinds 2020 de Monitor Participatie Hernieuwbare energie op land opgesteld, waarin onder meer de ontwikkeling van lokaal eigendom van zon- en windprojecten (>15 kW) in kaart wordt gebracht. Hiermee worden de effecten van het beleid en de afspraken in het Klimaatakkoord in kaart gebracht. Dit jaar komt de eerste meting uit, nadat vorig jaar een nulmeting is gepubliceerd. Lees de volledige Kamerbrief op Ministerie van EZK.

Tags: , , , , , , ,

Category: Windenergie

Reacties zijn gesloten.