Kamerbrief over ruimtelijk inpassen van windparken en mijnbouwplatforms op de Noordzee
Deze week heeft Minister van Economische Zaken en Klimaat, Rob Jetten, een kamerbrief gestuurd naar de Tweede Kamer over de ruimtelijke inpassing van windparken en mijnbouwplatforms op de Nederlandse Noordzee.
Het kabinet beoogt in 2050 een CO2-arm, duurzaam en betrouwbaar energiesysteem voor Nederland te hebben. Een belangrijk aandeel daarin komt van de Noordzee. Hiervoor zijn zowel windparken op zee als mijnbouwactiviteiten op zee van nationaal belang, inclusief de daarbij behorende energieinfrastructuur.
De plannen voor beide zijn volop in ontwikkeling. Zo heeft het kabinet zich gecommitteerd om eind 2031 ongeveer 21 GW aan productiecapaciteit voor windenergie op zee te hebben staan, wat beoogd is uit te groeien naar circa 50 GW in 2040 en circa 70 GW in 20503. De olie- en gaswinning wordt, mede door uitputting van reserves, afgebouwd richting 2050. Mede vanwege de Russische agressie tegen Oekraïne dringt het kabinet echter voor de komende jaren aan op versnelling van de gaswinning op de Noordzee. Hiermee wordt beoogd ten behoeve van de gasleveringszekerheid de productie uit bekende en nog op te sporen gasvelden in de tijd naar voren te halen. De komende decennia blijft gaswinning noodzakelijk om aan de energievraag te voldoen. Daarnaast zijn er nieuwe mijnbouwactiviteiten, die nodig zijn in een CO2-arm energiesysteem. Voor CO2-opslag worden er al concrete projecten voorbereid (Porthos en Aramis) om gerealiseerd te worden en wordt er door verschillende marktpartijen onderzoek gedaan naar verder opslagpotentieel. Naar de productie en ondergrondse opslag van waterstof op de Noordzee loopt ook onderzoek.
Ruimtelijke knelpunten
Al deze energie-activiteiten vragen ruimte; en ruimte is een schaars goed op de steeds voller wordende Noordzee. In principe gaan windparken en mijnbouwactiviteiten goed samen en het kabinet onderzoekt actief de mogelijkheden voor optimalisatie en integratie van beide energiesystemen, zoals hergebruik van gasleidingen voor transport van waterstof, dat in de toekomst in of nabij windparken wordt geproduceerd. De ruimtelijke knelpunten ontstaan bij de interactie tussen de windturbines en het helikopterverkeer dat van en naar de mijnbouwplatforms – en in de toekomst van en naar waterstofplatforms en platforms van het net op zee – vliegt, en de ruimte die daarvoor nodig is.
Mijnbouwplatforms zijn verplicht uitgerust met een helikopterdek om te zorgen dat ze via de lucht bereikbaar zijn, tenzij een ontheffing is verleend. Het Programma Noordzee geeft aan dat voor mijnbouwplatforms met een helikopterdek er in beginsel rondom een obstakelvrije zone met een straal van 5 Nautische Mijl (NM)10, oftewel een cirkelvormig gebied van circa 270 km2, wordt vrijgehouden. Daarmee kan onder alle weersomstandigheden veilig helikopterverkeer van en naar de platforms worden gegarandeerd. Van de 5 NM kan worden afgeweken, mits dit aantoonbaar voor het bewuste platform geen onacceptabele gevolgen heeft voor de vliegveiligheid en de bereikbaarheid.
Tot dusver bleek het mogelijk de inpassing van windparken op zee en mijnbouwactiviteiten te faciliteren. Soms was het hiervoor nodig om met de betreffende mijnbouwonderneming te zoeken naar maatwerkoplossingen om de obstakelvrije zone rondom een bestaand mijnbouwplatform (deels) te kunnen verkleinen. Vanwege de schaarser wordende ruimte zullen dergelijke oplossingen naar verwachting ontoereikend zijn.
Zo heeft de minister al het windenergiegebied Lagelander voorlopig niet in de aanvulling op de routekaart wind op zee opgenomen. In de kamerbrief geeft hij aan dat echter ook in de windenergiegebieden Doordewind en Nederwiek, die wel onderdeel vormen van de routekaart, de onderlinge ruimtelijke inpassing van windparken en reeds aanwezige mijnbouwplatforms de nodige uitdagingen kent. Bovendien is het kabinet voornemens (in de Partiële Herziening) een groot gebied (zoekgebied 6/7) op het noordelijk deel van de Nederlandse Noordzee te onderzoeken om aan te wijzen als windenergiegebied. In dit gebied past naar verwachting maximaal 20 tot 28 GW. Echter, bij dit zoekgebied zijn er naast bestaande platforms ook initiatieven voor de ontwikkeling van nieuwe olie- en gasvelden, waarvoor ook nieuwe mijnbouwplatforms nodig zijn. Indien al deze initiatieven daadwerkelijk worden ontwikkeld en er platforms komen met helikopterdek, waar omheen een obstakelvrije zone van 5 NM wordt vrijgehouden, kan een substantieel deel15 van zoekgebied 6/7 niet benut worden, of pas op een later moment, nadat de mijnbouwplatforms zijn verwijderd. Daarnaast is het mogelijk dat er nog ruimte afgaat van de zoekgebieden om andere activiteiten (van nationaal belang16) in dit gebied te kunnen inpassen, zoals in de Partiële Herziening wordt onderzocht.
De geschetste onzekerheden bij de mogelijkheid om voldoende ruimte voor windenergiegebieden aan te wijzen en om deze uiteindelijk te benutten brengen niet alleen risico’s ten aanzien van het tijdige doelbereik voor windenergie op zee, maar ook investeringsrisico’s en risico’s op onderbenutting van eenmaal aangelegde energie-infrastructuur voor windparkontwikkelaars, TenneT (voor het net op zee) en Gasunie (voor een waterstoftransportnetwerk op zee). De beperkingen in beschikbare ruimte en/of bereikbaarheid die de ontwikkeling van windparken voor mijnbouwactiviteiten met zich mee kunnen brengen kunnen ertoe leiden dat de investeringen in nieuwe mijnbouwprojecten als te risicovol worden beschouwd en deze uitblijven waardoor de versnelling van de gasproductie afneemt of achterwege blijft. Ook kan gasinfrastructuur te vroeg verdwijnen om voor een deel nog van waarde te kunnen zijn voor de energietransitie (bijvoorbeeld ten behoeve van CO2-opslag of waterstoftransport).
Al deze onzekerheden kunnen ook gevolgen hebben voor de continuïteit van de energievoorziening als geheel, waarin zowel windenergie als aardgas als – op termijn – ook waterstof een belangrijke rol vervullen.
Oplossingsrichtingen
Om tot een betere sturing tussen verschillende belangen te komen in de ruimtelijke samenhang tussen windenergie en mijnbouwactiviteiten op zee kiest de minister samen met de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de minister van Infrastructuur en Waterstaat voor een aanpak langs verschillende lijnen:
1. Optimalisatie in ruimte en tijd in goed overleg;
2. Inrichten van juridisch instrumentarium. Voor de gevallen waarin overleg en afspraken niet tot (afdoende) oplossingen leiden, zowel voor de korte als de lange termijn, is aanvullend juridisch instrumentarium nodig;
3. Overbruggingsoplossingen voor de korte termijn, gezien het aanpassen van wet- en regelgeving tijd kost.
De komende maanden laat de minister samen met de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat een verdere verkenning uitvoeren van de mogelijkheden de hierboven geschetste oplossingsrichtingen en van de mogelijkheden om in de overbruggingsperiode al in de geest daarvan te kunnen werken. Daarbij wordt er van uitgegaan dat alle energie-activiteiten ingepast kunnen worden. De minister nodigt daarbij de betrokken sectoren uit om hierop mee te denken.
Lees HIER de volledige kamerbrief. Bron: Rijksoverheid
Category: Windenergie