Business in Wind: Als het complex wordt dan komen wij om de hoek
Interview met Wim Robbertsen, Business in Wind
In Nederland worden op dit moment in razend snel tempo oude windturbines weggehaald, veelal om plaats te maken voor geclusterde, nieuwe generatie windturbines met meer vermogen. Het Nederlandse bedrijf Business in Wind is hier al een aantal jaren in gespecialiseerd, met name in zeer uitdagende projecten.
Windpowernl sprak over dit laatste met Wim Robbertsen, sinds 2018 Managing Director bij Business in Wind. Robbertsen’s carrière begon in de grondwerk en waterbouw maar in 2004 werd hij gevraagd door de oprichters van Windbrokers, een van de eerste partijen die in gebruikte windturbines handelden, om voor hen te komen werken als projectmanager. Zo geraakte hij in de windindustrie. Via Windbrokers kwam hij terecht bij de Indiase partij Global Wind Power die net een licentie hadden gekocht van de Nederlandse Lagerwey om windturbines wereldwijd te gaan verkopen. Na anderhalf jaar kwam Robbertsen bij turbineproducent EWT terecht waar hij destijds de project en service afdeling heeft opgezet.
Ondertussen bleef Robbertsen een goede relatie onderhouden met Lagerwey. Toen Lagerwey zelf fabrikant werd, is hij in 2013 gevraagd om ook daar de service- en projectafdeling op te zetten en was hij in de rol van Director Project and Service verantwoordelijk voor de projectrealisatie en onderhoud. Na anderhalf jaar nam hij afscheid van Enercon.
Business in Wind
Op dat moment zagen de oprichters van Business in Wind, Peter den Braber en Johan Top, die naast hun bedrijven in gebruikte windturbines handelden, dat de toen nog kleine repowering markt zou gaan groeien in Nederland en besloten hierin te investeren. Robbertsen kende Den Braber en Top al sinds 2005 en met zijn opgebouwde netwerk in de windsector en internationale ervaring was hij een goede aanvulling.
Het eerste serieuze project was bij Hoogstraten in België voor ENGIE in 2019. Business in Wind heeft hier zes Vestas V80 windturbines gedemonteerd die allen een nieuwe bestemming kregen. Na dit project kwam het bedrijf in stroomversnelling. Robbertsen: “ENGIE wilde heel sterk zijn circulaire strategie promoten bij dit project en nodigde daarom veel pers uit. Wij kregen dus een heel mooi platform om Business in Wind te promoten.” “
Ondertussen heeft Business in Wind ongeveer 70 windturbines gedemonteerd. Voor het jaar 2021 verwacht Robbertsen dat het in totaal om ongeveer 80 windturbines gaat. Op dit moment demonteert Business in Wind voornamelijk in Nederland, Duitsland en België. De Engelse en Franse markt loopt iets achter maar komt er nu ook aan.
Overigens werkt Business in Wind niet alleen aan het verwijderen en verhandelen van oude windturbines, benadrukt Robbertsen. “Onze focus is om de complete scope te doen; van het verwijderen van de windturbines tot het compleet weer in bedrijf stellen elders in de wereld. We zijn nu bijvoorbeeld bezig met een aantal projecten waarbij we voor de nieuwe eigenaren alles doen: aanleg van de wegen, funderingen, elektrische infrastructuur en de installatie. Vervolgens dragen we de turbines over aan een onderhoudspartij die nog gegarandeerd vijftien jaar lang onderhoud wil uitvoeren.”
Liever de beste dan de grootste
Business in Wind heeft op dit moment een vaste kern van vijf mensen en een groep van 30 mensen er om heen. Het bedrijf heeft echter geen behoefte om grootschalig te gaan. Robbertsen: “De strategie van Business in Wind is pionieren en voorop lopen. We zijn liever de beste dan de grootste. We willen een kern met kennis in huis hebben en met partners werken die een goede, betrouwbare schil om deze kern vormen.” De partners waar Business in Wind in principe veel mee werkt zijn Barneveldse Kraanverhuur (BKV), Koppejan Wind Services, Certion en Vlastuin Transport.
Tekst gaat verder onder de afbeelding
Kwaliteit en veiligheid staat bovenaan. Bij dat laatste is het nog een grijs gebied in Nederland. Want wie neemt welke verantwoording in deze bedrijfstak? Er is een Duitse DIN-standaard voor decommissioning van windturbines en daar voldoet Business in Wind aan, zelfs beter, zegt Robbertsen. Ondertussen doet het bedrijf wat het kan op het gebied van certificeringen. Eind april kreeg het de laatste audit van het internationale certificeringsbureau DNV. Business in Wind is nu ISO 9001 (management), 14001 (milieu) en 45001 (veiligheid) gecertificeerd. Robbertsen: “Er zijn niet veel bedrijven die deze certificeringen voor elkaar hebben. In die zin hebben we alle processen wel voor elkaar en kunnen we voor elke serieuze partij werken.
Die nieuwe klanten worden verworven door zelf de markt in de gaten te houden en gevraagd te worden. Het gaat veelal om opschalingsprojecten waarbij oude windturbines vervangen worden door moderne exemplaren. Daarnaast krijgt het bedrijf ook aanvragen om een turbine met technisch falen te verwijderen. De reparatie- of vervangingskosten zijn dan dermate hoog dat het economisch niet meer uit kan. Dat ziet Robbertsen steeds meer gebeuren nu de onevenredige aanwas van zonne-energie op momenten voor een onbalans op het elektriciteitsnet zorgt, wat zorgt voor matige stroomprijzen.
Business in Wind levert ook begrotingen aan partijen als ontwikkelaars, financiers en banken. Zo wordt berekend wat het kost om aan het einde van de levensduur van een windturbine deze te ontmantelen. “Uiteindelijk gaat het om geld. Onze kracht is de sommen te kunnen maken om te bepalen of het wel of niet uit kan. We kwantificeren de risico’s en zetten die om in euro’s”, legt Robbertsen uit.
Steeds beperktere markt voor hergebruik
“Ik kan niet voorspellen maar ik kan wel een rekensom maken dat de huidige turbines over 25 jaar nooit meer worden hergebruikt. Misschien krijgen een aantal windturbines nog een levensduurverlenging maar ze worden niet ergens anders op de wereld opgebouwd.” Dit heeft volgens hem te maken met de kosten die er omheen zitten, zoals in het transport en de kranen. Deze kosten staan niet meer in verhouding met de rest levensduur van de turbine.
Daarnaast gaat de kostprijs per geproduceerde kilowatt van nieuwe turbines steeds verder omlaag waardoor je met gebruikte turbines niet meer kan concurreren. “Vijf a zes jaar geleden betaalde je op land tussen de 1.000 en 1.200 euro per kilowatt. Dat is nu gereduceerd naar 600 tot 700 euro, ongeveer 30 % minder. Ik zeg ook altijd tegen potentiële kopers voor gebruikte turbines; als je nieuw kan en je mag groot dan moet je geen gebruikte willen kopen. Dat vinden ze dan heel gek antwoord uit mijn mond. Maar het gaat erom wat voor de klant het beste is.”
Ook wordt de vraag naar gebruikte windturbines steeds beperkter en met name voorbehouden aan locaties waar restricties liggen op de hoogte en vermogen. Nationale overheden stellen steeds meer eisen aan de leeftijd van een gebruikte windturbine of demotiveren het gebruik hiervan zelfs door betere stroomprijzen te geven voor nieuwe turbines.
“Op dit moment wordt nog tachtig procent hergebruikt en gaat twintig procent de recyclebak in. Over twee tot drie jaar is mijn voorspelling dat deze percentages omgedraaid zijn”, zegt Robbertsen.
Hoe uitdagender hoe beter
Wat Business in Wind vooral kenmerkt volgens Robbertsen is het uitvoeren van complexe opdrachten. Soms ook opdrachten wat anderen niet aandurven zoals het verwijderen van een afgebrande turbine in Duitsland. “Dat is een andere specifieke tak van sport. Als het complex wordt, dan komen wij om de hoek!”
Zijn ervaring in complexe projecten dateert al van voor Business in Wind. Zo heeft hij in 2012 voor EWT meegewerkt aan de installatie van twee windturbines in Alaska om een stadje van 3200 inwoners te kunnen voorzien van elektriciteit. Overdag was het hier min 35 graden en ’s nachts min 50 graden. Dat vroeg om een creatieve aanpak van transport en installatie. Alles moest per schip aangevoerd worden en vervolgens nog eens acht kilometer over de bevroren toendrabodem vervoerd worden naar de eindbestemming. Door de bevroren bodem moest de fundatie bovenop de bodem geplaatst worden. Een isolerende laag moest er dan voor zorgen dat de directe ondergrond niet dooide in de zomermaanden als het 24 uur per dag licht is. De rotorbladen werden zwart geverfd zodat deze snel opwarmden en het ijs eraf kon smelten.
Meer recent is een aanvraag voor het demonteren van windturbines op het eiland Ascension en het plaatsen van nieuwe windturbines bij St Helena, beiden midden in de Zuidelijke Atlantische Oceaan. Of, iets dichterbij huis, het plaatsen van een windturbine voor een klant in Zuid-Engeland waarbij de toegangsweg smaller is dan de generator.
Tekst gaat verder onder de afbeelding
Dit zijn echt aanvragen die bij ons passen, vertelt Robbertsen enthousiast. De weg was 3,60 meter breed maar de generator 5,70 meter. Samen met Vlastuin waar hij ook al jaren mee werkt, werd een frame ontwikkeld waarbij de generator verticaal in plaats van horizontaal vervoerd kon worden.
Met diezelfde partij heeft Business in Wind in 2020 ook een frame ontwikkeld waarmee met dezelfde wagen twee, in dit geval, Vestas V80, rotorbladen tegelijk vervoerd konden worden in plaats van een, wat gewoonlijk is. Zo kunnen op internationale transporten significante kosten bespaard worden.
Zoals offshore, worden de rotorbladen voor onshore windturbines ook steeds langer. Het vervoer over land wordt hierdoor steeds lastiger. “Op dit moment is het langste rotorblad voor windturbines ongeveer 107 meter. In Nederland mag je volgens de eisen die Rijkswaterstaat stelt aan transportmiddelen niet meer dan vijf meter achter je laatste as uitsteken voor het transport. Dat kan technisch niet met deze bladlengte. Wat je nu ziet gebeuren is dat de bladen vijftien meter oversteken en dat er tot nu toe een gedoogbeleid voor is.” Er zijn gesprekken met de Rijksdienst voor wegverkeer, transportbedrijven en turbinefabrikanten om dit te bespreken en te kijken wat zou moeten en mogen. LM Windpower, onderdeel van GE, heeft ondertussen ook al bladen die in delen kunnen worden vervoerd.
Uitdagingen bij installatie en ontmanteling
“Waar wij vaak tegen aan lopen is dat ergens in het verleden windturbines zijn geplaatst waar vervolgens door de jaren omheen is gebouwd”, vertelt Robbertsen. Een goed voorbeeld is het windpark bij het Hartelkanaal dat eerder dit jaar ontmanteld is. Daar is na de bouw een snelweg langs verbreed waardoor de demontage van de windturbines niet via land kon worden uitgevoerd zonder de druk bereden weg tijdelijk af te sluiten. Dat is dan een probleem en dan komen ze bij mij en daar hou ik van, lacht Robbertsen. Nu is het via het water gedaan.
Hij noemt ook het voorbeeld van een windturbine in België waar een grote loods naast was gebouwd. “Er werd serieus over nagedacht om een deel van het gebouw weg te halen. Daar bedenk ik dan wat anders voor. Dat zijn de onderscheidende dingen waar wij niet van weglopen.”
Business in Wind houdt zich grotendeels bezig met het verwijderen van oude, relatief kleine windturbines en heeft hier nog geen problemen met de beschikbaarheid en capaciteit van kranen. Anders is dit bij de installatie van de steeds groter en hoger wordende windturbines op land, vertelt Robbertsen. Het aanbod kranen voor deze windturbines is klein en zijn zowel groot als zwaar. “Je hebt het zomaar over 1500 ton dat op een klein stukje grond komt te staan. Dat kan de Nederlandse bodem eigenlijk al niet meer aan. Dan moet je gaan heien. Dat kost veel geld en daar heb je ook veel ruimte voor nodig. Zo hebben we in Finland 200 meter bos weg moeten halen om de kraan op te kunnen bouwen die de turbines moest plaatsen.”
Daar heb je voor een grote kraan al gauw meer dan vijftig vrachtwagens nodig om de kraanonderdelen naar de installatielocatie te brengen. “Je bent dan een week bezig om een kraan op te bouwen, vervolgens twee tot drie dagen om te hijsen en installeren en daarna weer een week om de kraan af te bouwen”, vertelt Robbertsen. Hij denkt dat bij de hogere onshore turbines uiteindelijk een klimmende kraan een grote rol gaat spelen.
Offshore decommissioning & recycling
Alhoewel de opdrachten van Business in Wind nu met name op land zijn is het bedrijf zich ook aan het voorbereiden op de decommissioing van windturbines op zee. Zo wordt met een aantal andere Nederlandse partijen gewerkt aan een oplossing om monopiles compleet te onttrekken uit de zeebodem. Er wordt al vier jaar aan het project gewerkt en de partners hopen volgend jaar te beginnen met testen.
Business in Wind bekijkt ook hoe om te gaan met composiet. Het bedrijf heeft hier met andere marktpartijen over en draagt bij aan een rapport over dit onderwerp. Er wordt zelfs gekeken naar de mogelijkheid om de scheiding voor recycling volledig op zee te laten plaatsvinden, via een zogenaamde drijvende, recyclingstraat. Veel meer wil Robbertsen echter op dit moment hier nog niet over zeggen. Wordt vervolgt dus.
Text: Sabine Lankhorst
Dit artikel verscheen in de september-editie van het Engelstalige magazine Windpowernl
Category: Longreads, Windenergie