Roland Berger rapport – Race naar grotere windturbinemodellen heeft averechts effect
De Nederlandse overheid en de Europese offshore windsector hebben ambitieuze doelstellingen gemaakt voor wind op zee. Deze energiebron moet een belangrijke rol spelen in de transitie naar netto nul CO2-uitstoot. Echter, deze doelen komen onder druk te staan omdat de toeleveringsketen voor wind-op-zee momenteel in een impasse verkeert. Dit is een van de conclusies uit het vandaag gepubliceerde rapport “Standard Beats Size in Europe’s Offshore Wind” van Roland Berger.
Nederland heeft wind-op-zee uitgekozen als de belangrijkste pijler van de energietransitie. Het streven is om in 2050 46% van onze energie uit de Noordzee te halen in 2050, met als doel de netto CO2-uitstoot te reduceren tot nul. Op weg naar dit ambitieuze doel wil Nederland in 2032 een capaciteit van 21 GW realiseren. De Europese offshore windsector wil de installatie van nieuwe capaciteit verhogen van 7 naar 20 GW per jaar om in 2030 het doel van 120 GW capaciteit te realiseren. Volgens het rapport komen deze doelen onder druk te staan omdat de toeleveringsketen voor wind-op-zee momenteel in een impasse verkeert.
”De offshore windindustrie moet de jaarlijkse installatie van nieuwe capaciteit verdrievoudigen. Dit is het moment om de fundering te leggen voor een robuuste, toekomstbestendige toeleveringsketen die gaat zorgen voor betaalbare elektriciteit voor een duurzame, competitieve Europese industrie”, zegt Bram Albers, partner bij Roland Berger.
Overheden organiseren competitieve aanbestedingen voor windparken, waardoor de kostendruk groter wordt. Projectontwikkelaars kiezen vaak de grootste turbine, omdat dat in het verleden heeft geleid tot lagere kosten, aangezien grotere turbines met minder eenheden dezelfde hoeveelheid energie opwekken. Turbineleveranciers zijn daardoor verwikkeld in een wereldwijde ‘ratrace’ om steeds grotere turbines te ontwikkelen en zo hun marktaandeel te vergroten.
Echter, deze turbines zijn inmiddels zo groot dat recente vergrotingen relatief weinig kostenvoordeel opleveren. Sterker nog, de race naar grotere modellen heeft een averechts effect: De toeleveringsketen van componenten, zoals versnellingsbakken en funderingen, weet niet hoe groot toekomstige turbines zullen zijn en aarzelt daardoor om te investeren in nieuwe fabrieken.
Aannemers die verantwoordelijk zijn voor de installatie van de turbines, weten niet hoe groot hun kraanschepen moeten zijn en wachten met het bestellen van nieuwe schepen. Havens moeten weten op welke diepte ze hun kades moeten aanleggen. Dit alles leidt tot aanzienlijke vertragingen in de uitrol van wind-op-zee en tot sterke prijsstijgingen door tekorten in de toeleveringsketen. Die krijgt door steeds veranderende turbinemodellen ook niet de kans te profiteren van leereffecten en schaalvoordelen.
Behoefte aan standaardisatie
De industrie praat al enkele jaren over een standaard voor de turbines. De Nederlandse branchevereniging voor windenergie, NedZero, stelt voor om een maximale tiphoogte voor turbines in te stellen – maar tot op heden is er nog geen standaard geïmplementeerd. “We moeten een standaard voor de turbine-afmetingen afspreken, voor een periode die lang genoeg is voor de Europese wind-op-zee-industrie om een robuuste, geïndustrialiseerde toeleveringsketen te ontwikkelen”, zegt Maarten de Vries, senior associate bij Roland Berger.
Roadmap voor de toekomst
“Daarnaast is het van belang dat de industrie gezamenlijk een ‘roadmap’ ontwikkelt om op termijn de stap te zetten naar nog grotere en/of slimmere turbines. Alleen met zo’n roadmap voor innovatie van wind-op-zeeturbines kunnen Nederland en Europa hun energietransitie op een betaalbare en tijdige manier realiseren”, zegt de Vries.
Het hele rapport is te downloaden op de website van Roland Berger.
Category: Wereldwijd, Windenergie