Onderzoek moet zorgen voor betere afstemming windparken op zee en vogeltrek
Rijkswaterstaat heeft de Universiteit van Amsterdam (UvA) gevraagd om de vogeltrek over de Noordzee te onderzoeken en een voorspellingsmodel te maken dat vogeltrek 48 uur van tevoren kan voorspellen. Met dit onderzoek wordt gewerkt aan een betere inschatting op het risico op aanvaringslachtoffers en kunnen parkeigenaren en netbeheerder TenneT beter anticiperen op het mogelijk stopzetten van windturbines bij grote vogeltrek.
Namens het programma Wind op Zee werkt Rijkswaterstaat Zee en Delta ecologische voorschriften uit voor de bouw van windparken op zee. Het geeft advies hoe mitigerende maatregelen voor ecologie uitgevoerd kunnen worden. Een van de maatregelen is het stopzetten van de windmolens bij massale vogeltrek, zodat vogels niet in aanvaring komen met de draaiende wieken. “Om daarvoor goede handvatten te geven, moeten we eerst weten hoeveel vogels wanneer over zee trekken’, zegt Martine Graafland, ecologisch coördinator van Rijkswaterstaat Zee en Delta.
Het is bekend dat veel vogelsoorten over de Noordzee migreren. Op dit moment is er echter nog niet voldoende kennis over de routes die worden gevolgd. Vogeltrek zou over het algemeen hoger dan de windturbines plaatsvinden maar onder bepaalde omstandigheden gaan vogels lager vliegen.
48 uur voorspelling nodig
Om bij het stopzetten van windturbines bij grote vogeltrek toch de energieaanvoer te kunnen garanderen moeten windparkeigenaren en TenneT 48 uur van tevoren maatregelen kunnen treffen. Om dergelijke tijdige voorspellingen te kunnen doen, is een model van de vogeltrek op zee op rotorhoogte nodig. Daarvoor ging Rijkswaterstaat Zee en Delta te rade bij de Universiteit van Amsterdam (UvA) om een voorspellingsmodel voor de vogeltrek te ontwikkelen.
Vogelradar
De gegevens die hiervoor nodig zijn worden geleverd door Maritiem Informatievoorziening Servicepunt (MIVSP). De gegevens worden verzameld door radars die in de windparken geplaatst. Zo worden deze geplaatst op offshore stations van TenneT en enkele windturbines van Eneco en Ørsted en ook op een olieplatform. Eerst worden deze getest in het Offshore Expertise Centrum in Stellendam.
“Om zowel de hoogte als de locatie van de vogels te detecteren, installeren we een horizontale en een verticale radar met een groot bereik: een kilometer of 6’, vertelt technisch manager Paul Scharrenburg. ‘Het zijn radars zoals je ze ook veel op schepen ziet ronddraaien, van het Japanse merk Furuno.”
Voor de interpretatie van de gegevens wordt de software van Robin Radar gebruikt. De software classificeert die objecten op basis van hun massa en snelheid. De software-interpretatie vindt op zee plaats. Vanuit het rekencentrum gaan de data door naar belanghebbenden.
Joris Diehl, productmanager ecologische sensoren bij Rijkswaterstaat: “Nu zijn dat de UvA voor het vogeltrekmodel en Bureau Waardenburg voor een onderzoek om te bepalen in hoeverre vogels die het hele jaar door in en rondom het windpark voorkomen, zoals meeuwen, windparken en -turbines vermijden. Maar het systeem is zo ingericht dat elke geïnteresseerde partij de data kan krijgen. Bijvoorbeeld voor andere onderzoeksprogramma’s van universiteiten. Bovendien is er een applicatie ontwikkeld waarmee je de vogeltrek live kunt volgen – met een vertraging van 5 seconden. Je ziet de verschillende formaten vogels dan als verschillende kleuren stipjes over een kaart bewegen.”
Nieuw systeem
Naast de radargegevens neemt MIVSP de metingen van een weerstation mee in de data voor de onderzoekers. De weersomstandigheden op zee hebben namelijk invloed op het vlieggedrag van de vogels. ‘Het interessante is dat dit systeem helemaal nieuw is’, vertelt Diehl. “Wij hebben daardoor aparte wensen voor Robin Radar. Het beheren en versturen van de data werkt bij ons bijvoorbeeld anders dan gebruikelijk. Bovendien blijven we het systeem verder ontwikkelen op basis van de ervaringen van de UvA-onderzoekers.”
Eerste resultaten
Inmiddels zijn de eerste resultaten van het onderzoek bekend. Graafland: ‘Het verrassende is dat trekvogels in het najaar en het voorjaar op andere hoogtes trekken. Vooral in het najaar blijken de vogels meer op rotorhoogte te vliegen dan eerst was gedacht. Het is uitdagend en spannend om met compleet andere sensoren te werken dan we bij Rijkswaterstaat gewend zijn. Ik vind het vooral ontzettend leuk om op deze manier nieuwe kennis te ontwikkelen.’ Bron: Windopzee.nl
Category: Windenergie