Zwarte verf en andere maatregelen tegen vogelsterfte door aanvaringen met windturbines

| 29 augustus 2020

© NINA.no

Volgens een Noors onderzoek kan door het toepassen van eenvoudige maatregelen windturbines vogelvriendelijker gemaakt worden. Zo zou het schilderen van de rotorbladen of torens, het gebruik van UV-licht en slimme micro-siting van windturbines het risico op vogelaanvaringen aanzienlijk verkleinen.

Er bestaat veel discussie over vogelsterfte door aanvaringen met windturbines. Voor veel tegenstanders van windturbines is dit een belangrijk argument. Onlangs kwam Wageningen University & Research al met een rapport uit dat vogelsterfte onderschat zou worden. Maatregelen die het vogelsterftecijfer kunnen verlagen zijn dus welkom: voor het welzijn van vogels en ook voor een betere acceptatie van windturbines en daarmee een sneller ontwikkelproces. Dit is met name belangrijk aangezien windenergie wereldwijd een belangrijke rol speelt in de energietransitie in de komende jaren.

Volgens Roel May, onderzoeker bij de Norwegian Institute for Nature Research (NINA) in Trondheim, zijn er kostenefficiënte maatregelen die kunnen worden toegepast om de kans op aanvaringen met vogels te verkleinen. Samen met collega’s heeft hij het effect van verschillende mitigerende maatregelen onderzocht en gedocumenteerd.

Zwarte verf
Bij het Noorse Smøla windpark van Statkraft dat bestaat uit 68 windturbines op het noord-westen van het vogelrijke eiland Smøla uit de kust van midden Noorwegen is een test gedaan door een zwarte verfstreep aan te brengen op een van de drie rotorbladen bij 4 turbines. Het onderzoek duurde 11 jaar. Na zeven en een half jaar werd de zwarte verf aangebracht. De resultaten zijn onlangs gepubliceerd in Ecology and Evolution. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de vogelsterfte bij de behandelde windturbines met 70% afnam ten opzichte van de turbines die niet waren behandeld. Door een verhoogd contrast zouden de windturbines beter zichtbaar zijn voor vogels.

Dezelfde maatregel is ook toegepast op delen van de turbinetorens. Volgens May is er veel minder aandacht voor het risico dat vogels in botsing komen met de turbinetorens en hoe dit risico kan worden beperkt. In het windpark werd het onderste deel van 10 torens zwart geverfd. Volgens Bård Stokke, onderzoeker bij NINA, bleek uit het resultaat dat dit de sterfte voor de vogelsoort wilgenperenhoen met bijna 50% verminderde, vergeleken met ongeverfde windturbines in hetzelfde gebied.

Ultraviolet licht
De studie met zwarte verf is niet de enige studie dat door NINA is uitgevoerd op het gebied van vogelsterfte in windparken. In een pilotstudie buiten het windpark hebben de onderzoekers in 2014 tevens getest of sterke lampen met respectievelijk ultraviolet (365 nm) en violet (400 nm) licht de vogels konden afschrikken van het verlichte gebied. Twee UV-LED-lampen werden verticaal geplaatst op een mast van 2,5 m nabij het vissersplaatsje Veiholmen. Met behulp van een verticale Frequency Modulated Continuous Wave (FMCW)-radar werden vogelvluchtbewegingen in de buurt van de UV-lampen continu geregistreerd. De FMCW vormt een integraal onderdeel van het Nederlandse ROBIN vogelradarsysteem, waardoor alle informatie over vogelbewegingen automatisch kan worden gevolgd en opgeslagen in een database.

Het gebied werd gedurende 75 dagen in de gaten van zonsondergang tot zonsopgang. Het bleek dat de vogels minder actief waren en hun vlieghoogte verhoogden. Daarbij had ultraviolet licht het meeste effect. Wel plaatsen de onderzoekers een kantaantekening aangezien de vlieghoogte slechts met 7 m verhoogd was en rotorbladen veel langer zijn.

May onderstreept dat zelfs als de resultaten veelbelovend zijn, er nog wat werk aan de winkel is totdat ze een volledig functioneel ontwerp hebben dat kan worden toegepast op een windturbine, met gedocumenteerd effect in het veld.

Micro-plaatsing
Volgens de onderzoekers zouden windturbines idealiter niet op locaties gebouwd moeten worden waar veel opwaartse luchtstroom is, zoals heuvelruggen met hoge orografische opwaartse kracht of vlak terrein met hoge thermische opwaartse kracht. Vogels, en dan met name roofvogels, zouden worden aangetrokken door opwaartse luchtstroom.

Om in kaart te brengen welke gebieden een verhoogd risico hebben voor aanvaringen met vogels heeft Frank Hansen van NINA een GIS-micro-siting tool ontworpen. Deze identificeert opwaartse luchtstroomgebieden en berekent de opwaartse luchtsnelheden op basis van open source terreinmodellen, klimaatgegevens en teledetectiedata. De tool, die is getest en geverifieerd in bestaande windparken, zowel in Gibraltar (Spanje) als op het eiland Hitra (Noorwegen), maakt het mogelijk om te bepalen waar de windturbines het beste kunnen worden geïnstalleerd om het risico van vogelbotsingen te minimaliseren. Bron: NINA

 

Tags: , , , , , , ,

Category: Wereldwijd, Windenergie

Reacties zijn gesloten.